21 juni 2006

Reis naar Bosnië

Bosnië april- mei 2006

De regen spettert tegen de ramen en het is koud hoewel het al eind mei is. Ideaal om een reisverslag van mijn weekje vakantie in Bosnië te schrijven.
Laat ik beginnen bij de eerste vraag die de jonge pensionhouder ons na aankomst in Sarajevo stelde.
"Wat brengt jullie naar Sarajevo?"
Verschillende, halfgeformuleerde antwoorden lagen in mijn mond maar hersenen die traag en warrig werkten door de vermoeidheid (we hadden net 7u. met de auto gereden), vonden geen enkel geschikt. Gelukkig was Pascal alerter en antwoordde:" The people. We want to meet the people of Sarajevo, and pay our respects."
En al gauw waren we in volle gesprek met iemand die écht de oorlog in deze stad had meegemaakt, en het klonk alsof de oorlog pas gisteren was afgelopen.
De jongeman stelde duidelijk dat de Serviërs al eeuwenlang het land van de Bosniërs claimden omwille van zijn natuurlijke rijkdom. Nu zijn ze verplicht om (weer) vreedzaam samen te leven en de soldaten van de UN houden nog steeds een oogje in het zeil zodat de rust behouden blijft.
Deze man was 12 jaar tijdens de oorlog maar ondanks zijn jonge leeftijd toen, zal hij nooit vergeten wat de Serviërs de Moslims hebben aangedaan! Ik heb zoveel over de oorlog gelezen maar dat de haat nog zo dicht onder de huid ligt, had ik niet verwacht!
"I would never trust a Serb!"
Daar weten we niets op te zeggen. Hoe zouden we dat ook kunnen? Wij hebben nooit een oorlog meegemaakt. Nog nooit voedsel, water, elektriciteit en gas moeten ontberen, nog nooit iemand moeten begraven die de dag ervoor door de vijand werd neergeschoten of afgemaakt. We kunnen ons alleen een beeld vormen door de getuigenissen die we in veilig België-land toevallig in de bibliotheek aantroffen.
Nu staan we hier in de stad waar het allemaal is gebeurd, in een piepklein kantoortje een kamer te regelen.
We zijn 10 jaar te laat.
Wat brengt me naar Sarajevo?
Hoe is het zover gekomen dat ik het plan opvatte om naar Bosnië te reizen?
Dan moet ik terug gaan naar het boek van een Kroatische schrijfster. Ik had eerder een liefdesverhaal van haar gelezen en dat beviel me zo dat ik naar de bibliotheek ging om meer boeken van deze moeilijk uit te spreken naam: Slavenka Draculic. Zo stootte ik op 'Alsof ik er niet ben'. Ik keek er werkelijk naar uit om het te lezen, nog nagenietend van het vorige.
Maar deze keer raakte ik compleet van slag terwijl ik aan het lezen was.
Wat is daar gebeurd in Bosnië?!! Toch nog de Westerse wereld, vlak bij ons, in zo'n recent verleden! We wisten wel iets over de oorlog, maar het moorden, de massaverkrachtingen, en ik, 'die van niets wist', lees die gruwel hier gewoon in mijn luie zetel!
Ik weet nog heel goed dat ik me op een gegeven moment recht zette, de tranen op mijn boek vielen, en ik me afvroeg: 'Hoe is dit mogelijk geweest'?.
Daarna kwamen nog meer boeken van Slavenka Draculic: 'Ze zouden nog geen vlieg kwaad doen', over oorlogsmisdadigers die als helden worden vereerd; de verbannen schrijfster Dubravka Ugresic, over de pijn van de overlevenden en de vluchtelingen; 'Leyla, een meisje uit Bosnië', is het gruwelijkste waargebeurde verhaal dat ik ooit las; de boeken van de journalisten die in Sarajevo zaten toen de stad bezet was; verslagen van mensen die de eerste jaren van de oorlog door Bosnië reisden; de getuigenissen van de overlevenden.
Ik raakte compleet in de ban van die oorlog. Ik wou iedereen vertellen en uitleggen wat daar was gebeurd en die boeken doorgeven!
Maar ik vond weinig interesse in mijn omgeving. Alleen Pascal, mijn zielsverwant, heb ik meegesleept naar deze hel in onze achtertuin, weleenswaar geblust, maar nog altijd smeulend en omringd door mensen, verminkt voor het leven. Vooral het lot van die duizenden verkrachte vrouwen in dat eens zo gegeerde vakantieland Yugoslavië kon ik maar niet verwerken. De onvergetelijke gruwel kon ik nauwelijks bevatten.
Pascal kocht twee last-minute tickets naar Dubrovnik. Van daaruit reden we met een gehuurde auto naar Sarajevo.
Na een half uurtje lag het zonnige, Kroatische kustlandschap al achter ons en passeerden we de grenscontrole van Bosnië. Na het lang bestuderen van Pascals paspoort en rijbewijs hadden we vrij toegang tot het Bosnische grondgebied. We reden door een prachtig bebost berglandschap, steeds hoger en verder weg van de kust. “Bosnië-Herzegovina, twelve points”, zei ik al lachtend, maar al gauw sloeg het weer om en reden we door de plensende regen. Aanvankelijk is de bewegwijzering in het Cyrillisch. Met moeite ontcijfer ik de eerste letters van de plaatsnamen en het lukt om onze uitgestippelde route te volgen. Even halt houden in Trebinje, onderweg stoppen bij de Middeleeuwse graven van Stolac. Vlakbij staat een barak van de UN, met daarbuiten een troep soldaten. We zagen opvallend veel actuele begraafplaatsen langs de kant van de weg en al de huizen leken, hoewel bewoond, in ruwbouw te staan. We rijden verder langs Mostar dat we in de terugweg zullen aandoen. Pas tegen de valavond rijden we op de hoofdader die naar het centrum van Sarajevo leidt: "Snipers alley", ik kijk mijn ogen uit. Daar staat het zo bekende Holiday Inn gebouw, en ‘de twin towers’, die heropgebouwd zijn met buitenlands geld. Hier en daar nog sporen van granaatinslagen op de flatgebouwen. Pascal rijdt haast blindelings naar het hotelkantoortje en de man brengt ons naar zijn pensionnetje in de oude, Ottomaanse wijk, met zijn typisch smalle en steile straatjes. Het huis ligt iets hoger dan 'the Pigeon Square', het hart van de Turkse wijk en vlak bij de honderden witte graven. We krijgen een klein, wit kamertje toegewezen met twee aparte bedden. Het aanpalend terras biedt uitzicht over de stad. Tussen negen en tien 's avonds begint de oproep tot gebed vanuit de moskee in de buurt en spontaan beginnen de honden te blaffen naar elkaar. Voor de rest is het stil en koud. Als ik even alleen ben op het terras, hoor ik in mijn verbeelding granaten ontploffen afkomstig van de omringende heuvels.
Ik ben in Sarajevo.
We boekten een’guided tour’ bij de broer van de pensionhouder, die ons meer dan eens vertelde dat deze professor in de geschiedenis is. Hij zou ons naar de tunnel brengen onder het vliegveld van Sarajevo. Jammer genoeg moest Pascal rijden terwijl de gids de ene na de andere kerk, tal van moskeeën, een orthodoxe kerk, dan weer een Joods museum aanwees. We passeerden de kleurrijke markt van Sarajevo waar de granaat was ingeslagen die de wereld schokte met zijn vele burger slachtoffers. Via Snipers Alley naar Iliza, een voorstad van Sarajevo waar het vliegveld is. Onze eerste dag waren we al eens met de tram tot Iliza gereden. Ik had een papier in de hand met het adres van de Sokolovic Kolonija een groep vrouwen die nog steeds in oncomfortabele woonkazernes wonen en die niet naar hun huizen terug kunnen omdat ze niet weten in wat voor staat ze ze zullen aantreffen en al of niet ingenomen door Serviërs. Maar de mensen aan wie ik de weg vroeg, wisten van niets, of zeiden dat ik een taxi moest nemen.
Tenslotte gaf ik het op. Wat had ik die vrouwen ook te zeggen. Bovendien hadden we geen tolk Ook bij de twee broers ving ik bot met mijn vraag over vrouwenorganisaties. Ik kreeg geen antwoord. Integendeel, toen ik iets liet vallen over het lot van de vrouwen die tijdens de oorlog verkracht zijn geweest en wiens mannelijke familieleden vermoord of vermist waren, begonnen zij een verhaal over vrouwen die geld wensten te krijgen in plaats van te werken. Dat hij ook - eigenlijk professor zijnde - moest genoegen nemen met de job van pensionhouder. Kan een vrouw die is verkracht, wiens man, zoon, vader werden vermoord, ooit nog normaal leven? Wie ben ik om een oordeel te geven natuurlijk. Maar meer en meer kreeg ik de indruk dat ze - nou ja - een beetje neerkeken op de vrouwen.
Op een avond vertelde de oudste broer (terwijl hij nauwelijks opkeek van’ Kill Bil’ op de tv) dat een paar weken geleden een man uit hun straat zich een kogel door het hoofd had gejaagd. Tijdens de oorlog was hij beide benen verloren. Hij had verwacht dat hij na de oorlog als een held zou worden onthaald. Maar als hij nu in de disco kwam, wilde geen enkele vrouw nog met hem praten.
'So he shot himself, that's war!'
Achteraf dacht ik er het mijne van. Ik draaide de situatie om en vroeg me af of hij zich in de discotheek aangetrokken zou voelen tot een vrouw in een rolstoel, ook al kwam dat door een aanslag? Toen ik tijdens een ander gesprek vroeg of hij soms de schrijfster Slavenka Draculic kende, antwoordde hij: Slavenka, is she a Serb or Croat? Met een Servische schrijfster wilden ze niets te maken hebben.
Gent, 26 mei 9u. 's avonds
Het regent nog steeds. De zomer laat lang op zich wachten dit jaar. Wij zullen echter nooit de herinnering hebben aan een zomer zoals de mensen van Srebrenica zich de zomer van juli1995 herinneren. Het regende zachtjes toen we op 1 mei 2006 op de begraafplaats in Srebrenica aankwamen.De laatste kilometers werd het steeds duidelijker dat we de buurt van Potocari naderden: steeds meer huizen in ruwbouw en toch bewoond, hier en daar nog verwoeste huizen. Door de aanhoudende motregen en grijze hemel werd de sfeer steeds grimmiger.
De aanblik van de honderden groene gedenkplaatjes van de moslimgraven maakte ons droevig en stil. Toen we de begraafplaats betraden was er niemand, alleen op straat twee politieagenten en een paar meter verderop een klein oud moslimvrouwtje die wat op hen stond te schelden. We konden haar natuurlijk niet verstaan. Ze leek overstuur, maar de agenten reageerden gelaten. tenslotte liep ze gewoon weg, verder roepend tegen niemand die het hoorde. Zoals die duizenden mensen die hier op een warme julidag in 1995 waren samengestroomd, gevlucht uit Srebrenica en omstreken, bescherming zoekend bij de Nederlandse VN basis in Potocari. Aan de overkant van de straat ligt het voormalige fabrieksterrein en de gebouwen liggen er waarschijnlijk nog steeds bij zoals tien jaar geleden. Een koude, lege, monsterlijke getuige achter prikkeldraad.
Het is hier muisstil.
De VN, zijn strikte neutraliteit respecterend, hebben deze mensen niet op tijd kunnen helpen. Hier zijn baby's de keel over gesneden omdat ze huilden van honger en dorst. Vele mannen werden al in de weiden verderop gefusilleerd of gekeeld. Vrouwen werden krankzinnig. Tenslotte werden de overige mannen van de vrouwen gescheiden. De vrouwen werden in bussen gepropt en naar vluchtelingenkampen gebracht. De mannen - minstens zevenduizend -werden vermoord. De zwaarte die over deze plaats hangt, drukt op ons hart. Gegeneerd lopen we met het fototoestel tussen de graven. Zoveel jonge mensen geboren in de jaren '60-'70-'80, ook oude mensen, en allemaal dezelfde sterfdatum: juli 1995. Vooraan bij de gedenkplaat ligt één verwelkte bloemenkrans. Er komt nog een familie. We durven hen niet aan te kijken. Op een of andere manier schaamde ik me om hier als toerist te zijn. We zijn alleen stil, met ons gedachten bij de doden.
't Begint flink te regenen als we Srebrenica binnenrijden en in afwachting dat het stopt, drinken we thee op het terras van "Nightclub Davidoff", waarvan de bovenste verdieping is uitgebrand. Het stadje is troosteloos. Er staan nog tal van gebouwen in puin zoals de voormalige supermarkt en een oud hotel dat herinnert aan de jaren '70 toen Joegoslavië zo'n populair vakantieland was. Nu staan ook hier witte graven in het stadsparkje. De moslims die hier werden verjaagd worden aangespoord naar hun vroegere woning terug te keren. Maar ik las dat de Serviërs hier de belangrijkste functies uitoefenen en op school leert men over Mladic de oorlogsheld.
Als de regen wat mindert, maken we een wandeling door het dorp, ook langs een straat waar nog vele huizen in puin zijn. Hier en daar wordt een gordijn weggeschoven. Ik stap één van de twee kraampjes langs het plein binnen. Ik wil iets kopen in Srebrenica. 't Kan me niet zoveel schelen wat, als ik maar iemand een plezier kan doen en ik - hoe akelig ook - een herinnering heb aan deze plek.
Jammer genoeg is het adres waar de vrouwen van Srebrenica samenkomen en allerhande zelfgemaakte spulletjes verkopen, gesloten.
Kan dit ooit goed komen? Kunnen we iets doen?
Als mijn familie en vrienden een paar dagen later vragen hoe het weer en het eten in Bosnië was, dan vertel ik hen over de mensen in Sarajevo, Srebrenica en de Balkan, wat hun is overkomen, en dat ze er in slagen verder te leven en toeristen enthousiast te verwelkomen.
Het weer speelt geen rol.
Mei 2006 Nathalie en Pascal Gent Lousbergskaai